ADHD | 10-7-2016
ADHD
Door: Martijn Huitema
Mijn allervroegste herinnering is niet een prettig terugdenken aan de autoreis naar opa en oma. Het is niet de geur van de prachtige bloemen die altijd op de tafel in de huiskamer stonden. Het is niet de herinnering aan het stoeien met m’n broer, of het vissen met m’n vader. Nee. Mijn allereerste herinnering is het ongelooflijk harde gesmak van mijn moeder tijdens de lunch. Om gelijk even een lans breken voor mijn moeder: zij is een vrouw met uitermate correcte tafelmanieren. Als je haar zou zien eten, dan zou je niet zeggen dat ze smakt. Je zou ook niet horen dat ze smakt. Jij niet. Ik wel. Ik lijd, zo weet ik sinds kort, aan misofonie. Een aandoening zo nieuw dat er nog weinig onderzoek naar is gedaan. Zo nieuw dat er nog geen melding van wordt gemaakt in DSM-5, het handboek voor classificatie van psychische stoornissen. De site van het AMC geeft de volgende omschrijving: ‘mensen met misofonie ervaren gevoelens van irritatie, walging en/of woede bij het horen van geluiden die op zich onschuldig zijn’. Gelukkig heb ik een vrij milde vorm: ik wordt niet boos, hooguit geïrriteerd en ik heb het alleen met eetgeluiden. En misschien wel het belangrijkst: mijn aandoening staat dus niet in DSM-5. Mijn directe omgeving weet dat ik onpasselijk wordt van eetgeluiden. Ze weten ook dat dat niet aan hen ligt. Al vind ik natuurlijk van wel. Samen hebben mijn omgeving en ik hier een passende oplossing voor gevonden. Voor het eten thuis op tafel staat heeft mijn vrouw al een muziekje opgezet. Op kantoor weet mijn compagnon zich zo te positioneren dat ik zo weinig mogelijk last heb van haar ontzettende gesmak. Hoe fijn: mensen om je heen die begrip hebben voor je aandoening. Tim zit in groep 7. We zien elkaar vandaag voor het eerst. Hij maakt met zijn klas, verdeelt in groepen, een soundscape bij een prent. Wanneer het overleg in zijn groepje uitmondt in een energieke discussie zie ik Tim opstaan. Ik zie hem, eerst nog lopend, maar al snel rennend, door de klas op zoek gaan naar instrumenten die hij zou kunnen gebruiken. Als hij vol enthousiasme en energie weer aanschuift bij zijn groepje vraag ik hem of hij niet wil rennen door de klas. Voordat Tim kan antwoorden hoor ik twee kinderen roepen: ‘daar kan hij niets aan doen meester, hij heeft ADHD’. Wat ik hier aantref is volgens mij een klassiek voorbeeld van goed bedacht, slecht uitgevoerd. Aan dit antwoord is een jaar lang conditionering door de juf vooraf gegaan. Goed bedacht: als ik alle kinderen in de klas leer dat Tim ADHD heeft, kunnen ze rekening met hem houden. Slecht uitgevoerd: Tim kan en mag alles van zijn klasgenoten, ‘omdat hij ADHD heeft’. Hoe mooi zou het zijn om de kinderen te leren dat hun eigen gedrag als katalysator kan werken op het gedrag van Tim. En om ze vervolgens te leren dat ze hun gedrag zo kunnen aanpassen dat Tim ook rustig kan meedoen aan het overleg. En dan kun je ze ook leren dat ze niet altijd rekening hoeven te houden met de uitwerking van hun gedrag, maar alleen op specifieke momenten.
Zoals tijdens een lunch. Met een misofonie patiënt.