Docent zijn, je moet het maar kunnen | 9-12-2020
Door: Tim Schuitvlot van den Hout
Iedere dag vroeg op, om vervolgens door weer en wind naar je werk te fietsen en daar, na een bak vieze koffie, een stel ongemotiveerde pubers iets bij proberen te brengen. Dag in, dag uit.
Samen met mijn collega’s van “Zwerm” bereid ik me voor op een voorstelling. De techniek wordt aangesloten, het lokaal in orde gemaakt en we hijsen onszelf in ons kostuum. De bel gaat, leerlingen komen binnen. Het begint meteen goed. Er is verwarring over het rooster. Een lokaal wijziging is niet duidelijk doorgegeven. De leerlingen in ons lokaal hebben wiskunde aan de andere kant van het gebouw en ons publiek staat juist daar te wachten op een voorstelling. Wanneer ze, vijf minuten later dan gepland, binnen komen worden we aangestaard door een groep pubers gehuld in grote winterjassen. Normaal gesproken vragen we om deze uit te doen, maar omdat nu alle ramen open moeten blijven, mogen ze hun jassen aanhouden. Het is ook wel erg fris in het lokaal. Op de vraag waar de docent is antwoorden ze, dat ze dat niet weten. ‘’Deze mevrouw is altijd te laat’’ wordt er nog gezegd. Wederom vijf minuten later komt de docent binnen, en met een vertraging van tien minuten kunnen we beginnen. Hoe verder de voorstelling vordert, hoe meer onderuit gezakt de leerlingen er bij gaan zitten. Op het hoogtepunt van de desinteresse leggen we de voorstelling even stil met de vraag of de zak snoepjes, de twee telefoons en het flesje frisdrank weg kunnen. Na een aantal diepe zuchten wordt alles weer opgeborgen. Ik bekijk de groep en daarna de docent. Arme vrouw denk ik nog, ik zou ook tien minuten later komen bij deze leerlingen.
De voorstelling is afgelopen. We gaan door met het nagesprek. Met het lood in de schoenen begint mijn collega aan de eerste stelling. We kijken elkaar nog even aan. Daar gaat ze, op hoop van zegen.
Wat blijkt? Het nagesprek is fantastisch! Deze pubers zijn ontzettend aardig, grappig en slim. En van de desinteresse tijdens de voorstelling blijkt ook niks waar te zijn. Ze hebben alles meegekregen. Er ontstaat een prettig gesprek tussen ons en de leerlingen en tussen de leerlingen onderling. En niet alleen bij deze groep, de twee groepen erna zijn ook heerlijk. Misschien horen deze nagesprekken wel bij de beste van het afgelopen jaar!
Als we klaar zijn komen er nog een aantal leerlingen dankjewel zeggen voor ze het lokaal verlaten. Ik kijk ze na. Iedere dag vroeg op, om vervolgens door weer en wind naar school te fietsen om daarna in een koud lokaal (en waarschijnlijk ook niet het lokaal dat op het rooster stond), les te krijgen van een docent die niet eens op tijd kan komen. Dag in, dag uit. Leerling zijn. Je moet het maar kunnen.