Educated guess | 30-6-2021
Door: Esther Hulst
We spelen weer volop op scholen. In de aula, de gymzaal of zelfs in de gang. Ik speel al heel lang de voorstelling Close. Andere acteurs zouden verveeld raken. Elke keer dezelfde rol, elke keer hetzelfde nagesprek, elke keer… hetzelfde. Maar zo voelt het nooit. Wat het dan zo anders maakt? De leerlingen.
We spelen van Speciaal onderwijs tot Gymnasia. Vaak krijg ik de vraag: is de voorstelling geschikt voor ons soort leerling. Met ons soort leerling wordt van alles bedoeld. Het niveau, de wijk waarin de school staat en het soort leerlingen dat daarbij hoort, de problemen in die specifieke wijk. Een atheneum in Heemstede heeft heel andere leerlingen dan een VMBO in Almere of een Groen Lyceum in Roden. De problemen waar zo’n school mee te maken heeft zijn ook enorm verschillend. Toch is het antwoord op de vraag of de voorstelling geschikt is voor onze leerlingen, eigenlijk altijd ja.
Want een Gymnasium leerling mag dan cognitief enorm verschillen van een Praktijkschool leerling, het zijn alle twee pubers. En een witte leerling met heel rijke ouders die elk weekend hockeyt uit Wijchen verschilt als dag en nacht van een praktijkschoolleerling met migrantie-achtergrond uit Amsterdam Nieuw-West. Toch spelen we voor beiden dezelfde voorstelling.
Want bij alle pubers of ze nou enorm intelligent zijn of wat meer praktisch ingesteld razen de hormonen door hun lijf. Bij alle pubers zijn de executieve functies vol in ontwikkeling. Alle pubers hebben afzetgedrag naar hun docenten, hun ouders. Alle pubers hebben een telefoon, gebruiken sociale media, hebben vrienden en ervaren groepsdruk, worden voor het eerst verliefd en zoeken hun grenzen op. Alle pubers zijn nou eenmaal puber. Waar ze ook wonen, wat hun sociaal-economische status of achtergrond en afkomst ook is.
Zijn de voorstelling en het nagesprek dan altijd precies hetzelfde? Nee, in tegendeel, ze zijn altijd een beetje anders, altijd op maat zou je kunnen zeggen. Je kunt natuurlijk niet bij alle leerlingen ervan uitgaan dat ze dezelfde startkennis hebben. Zo weten ze in de randstad vaak minder over alcohol dan buiten de randstad waar op het boerenbedrijf van de ouders hier en daar nog wel eens een zuipkeet te vinden is.
Een ander heel suf en praktisch voorbeeld: in het Noorden van Nederland heet een tractor geen tractor maar een trekker. Als je daar met je Randstadse voetjes in de klei staat en je weet dit niet, heb je geen idee waar de leerlingen het over hebben. Dat moet je dus even weten. Anders mis je zo maar de clou van een verhaal. Nou hebben wij het niet echt over tractoren maar als je op een agrarische school speelt, is het toch handig om te weten.
De acteurs worden hier ook in getraind. En de voorstelling en het nagesprek worden altijd geëvalueerd. Dit zijn geen heftige momenten waarbij mensen op de vingers worden getikt. Dit gaat heel organisch, als vanzelf. Momenten uit de voorstelling worden terug gehaald en besproken.
Zo speelden van de week weer op een praktijkschool. Praktijkonderwijs is niet bij iedereen bekend. Qua niveau zit het tussen het VMBO en Speciaal Voortgezet Onderwijs in. De klassen zijn extra klein en ze hebben er speciale praktijklokalen. Als je op een praktijkschool speelt, krijg je meestal een lekkere lunch. Want op praktijkscholen krijgen leerlingen kookles. En vaak is er zelfs een lunchroom waar je ook als echte klant een broodje kunt komen eten.
Naast de vaak fantastische lunch is er nog iets geweldigs aan spelen op het praktijkonderwijs: de leerlingen. Vaak zijn ze cognitief niet de sterksten, ook ontbreken er regelmatig wat filters maar ze hebben hun hart op de tong en zeggen alles wat ze denken. We speelden CLOSE onze voorstelling over seksualiteit en grenzen stellen.
Er zat een jongen in de klas die alles zei of eigenlijk riep wat ie dacht. Zo hoorde ik ‘m tijdens de voorstelling z’n vriendje opjutten om op mijn bil te slaan. Je leest het goed: op mijn bil slaan. Mijn eerste gedachten waren: Wat zeg jij nou? Ben je helemaal gek geworden? Gelukkig kon ik in een split second beslissen dat dit niet de beste reactie zou zijn. Deze jongen miste toch een beetje een filter. Dus ik zei, rustig maar streng: Dat gaan we niet doen! En dat is wel een beetje te erg, toch? De jongen sloeg z’n hand voor z’n mond, zei sorry en de voorstelling kon door. De schaamte droop van zijn gezicht. En hij heeft vervolgens enorm goed meegedaan. Ik heb bewust niet herhaalt waartoe ie z’n vriendje opjutte om nog meer onrust te voorkomen en om de schaamte van de jongen niet onnodig te vergroten.
Na de voorstelling kwam dit voorval ter sprake. De acteurs snapten de overweging en vonden dit de beste keus. Gelukkig! Nou maak je zo’n overweging in een split second, op intuïtie. Soms voelt het daardoor alsof je maar iets doet. Maar eigenlijk is dat niet zo. In het Nederlands is hier niet echt een goed woord of goede uitdrukking voor. Je maakt een educated guess of een weloverwogen gok zoals google translatie het vertaald. Hier wordt je naarmate je vaker speelt steeds beter in. Want uiteindelijk neem je al die ervaring mee. Maak je een educated guess op basis van kennis en ervaring. Daardoor kunnen we op elke school dezelfde voorstelling spelen, omdat we dit zo vaak doen, dat we bij elke groep leerlingen kunnen aansluiten. En daarom speel ik ook nog steeds met heel veel plezier 2 dagen in de week de voorstellingen van Theatergroep Zwerm.