Talent of enthousiasme? | 21-10-2018
Talent of enthousiasme?
Tim Schuitvlot
De jeugdtheaterschool waar ik werk maakt eens in de twee jaar een musical. En dan niet een bestaand stuk, maar een compleet nieuw verhaal. Iedere groep doet mee met een dans en een lied en de hoofdrollen worden gespeeld door de hoofd-cast. Om die rollen te kunnen verdelen worden er audities gehouden. Superspannend. En dat geldt niet alleen voor de leerlingen. Ook voor het creatieve team, waar ik onderdeel van uitmaak, is het een spannende gebeurtenis. Aan ons de taak om uit de gemiddeld honderd auditanten er twintig uit te kiezen voor de cast. Twintig mensen door laten gaan betekend ook tachtig leerlingen afwijzen. En dat is niet niks. Teleurgestelde gezichten, boze ouders of vervelende telefoongesprekken liggen vaak in het verschiet.
Waar kijk je nu naar tijdens zo’n auditie? Gaat het alleen maar om talent? Zeker niet. Maar het speelt wel een rol. Er moeten immers wel kaartjes verkocht worden. En niemand zit te wachten op een groep motorisch gestoorde kinderen, die als krijsende katten ongeloofwaardig staan te spelen. Dus het is wel degelijk van belang dat iemand kan zingen, dansen en acteren. Maar wat nog belangrijker is, is het antwoord op de vraag: ‘’Willen wij de komende maanden met deze persoon werken?’’. Het maken van een nieuwe musical kost tijd.
Ontzettend veel tijd. Het komende schooljaar repeteren we iedere zondag van 10.00 tot 17.00. Ook in vakanties. En dan kan iemand nog zo getalenteerd zijn, als er naast dat talent ook rekening gehouden moet worden met een enorm ego en een vervelend karakter dan komt de desbetreffende leerling tijden het auditie proces waarschijnlijk op de ‘’nee-stapel’’ terecht.
De dag van de eerste auditieronde is aangebroken. Deze ronde bestaat uit drie onderdelen: dansen, een spel onderdeel en het zingen van een solo. Vooral dat laatste is voor de meeste leerlingen n van de engste dingen die ze tot nu toe in hun leven hebben gedaan. Een voor een komen ze een liedje zingen terwijl wij, het creatieve team, met zijn vieren aan de andere kant van het lokaal achter een tafel zitten en notities maken.
Sommige leerlingen zingen als nachtegaaltjes, andere komen niet verder dan het enigszins ritmisch pruttelen van een paar zinnen. Aan het eind van ieder lied bedanken we de leerling vriendelijk voor de inzet en vragen om de volgende kandidaat binnen te roepen.
Bo komt het lokaal binnen (zo heet ze natuurlijk niet echt, maar dat doet er voor het verhaal niks toe). Ze is zenuwachtig. De dansdocent vraagt of ze het spannend vindt. ‘’Nogal’’ zegt Bo. ‘’Maar ik ga gewoon m’n best doen’’. En dat doet ze. Niet zuiver maar vol overgave worstelt ze zich door haar lied. De inzet gaat net te laat, en de uithaal is te hoog. Maar ze geeft niet op. Als de muziek stopt zien we een ontzettende opluchting. Het zit erop.
De zangdocent vraagt hoe ze het zelf vond gaan. “’Niet zo goed’’ zegt ze. ‘’Het was een beetje vals’’. De zangdocent spelt haar gerust. Het was misschien niet zuiver, maar het enthousiasme spatte ervan af. We bedanken Bo voor haar lied. Als ze het lokaal verlaat kijken we elkaar aan. Ze is door. In ieder geval naar de volgende ronde. Zingen kan ze niet, maar willen we allemaal met haar werken? Dolgraag! Zelfs iedere zondag tot aan het eind van het schooljaar.